zaterdag 21 september 2013

Slopen in 1578 (1)



In 1578 werd er in Leiden een huis afgebroken. Dat gebeurde op last van de burgemeesters.* Daaraan herinnert deze gevelsteen. Ik kwam hem tegen op vrijdagmiddag 24 mei, luttele ogenblikken nadat ik in de Breestraat de deur van de laatste boekwinkel achter mij had dichtgetrokken. Het begon te regenen. Ik zocht een schuilplaats in de buurt van waar ik mijn fiets had neergezet, haalde hem nog gauw even van het slot en positioneerde mijzelf met rijwiel onder het afdak van een winkel in de Maarsmansteeg. Toen ik zag dat het de winkel van een juwelier was, verplaatste ik mij vliegensvlug naar het afdak van de winkel ernaast. Mochten er juist op het moment dat ik daar stond mannen met bivakmutsen voorbij willen, dan stond ik niet in de weg en konden ze ongehinderd in- en uitlopen. En stel dat ik onder het afdak van de juwelier was blijven staan en door het voorval op de vlucht had moeten slaan, dan zou ik alsnog nat geworden zijn, want het was inmiddels harder gaan regenen. Het was in alle opzichten de juiste beslissing dat ik onder het afdak naast de juwelier was gaan staan. De bivakmutsen zouden mij niet zien, en ik zou hen niet zien, en ik bleef droog. Juwelen, daar kon je maar beter verre van blijven.

De 'loze' deuren in zonniger tijden.

Terwijl ik daar stond, ontwaarde ik tussen de schoenenwinkel en de porseleinwinkel aan de overkant die gevelsteen, boven twee 'loze' deuren. Loos, omdat er geen huis aan die deuren vast zat, er geen gevel met ramen boven te zien was, zoals dat bij normale huizen het geval is. Alleen een stukje opgemetselde muur, met daarin die gevelsteen. Uit de gevelsteen werd duidelijk dat er vroeger wél een huis gestaan had, dat in 1578, meer dan vier eeuwen terug, was afgebroken. Daarna had de grond waarschijnlijk voor langere tijd braak gelegen, was er een steeg, een slop, een achterom of andere doorgang geweest. Want de deuren die het gat nu vulden, waren duidelijk van een recentere tijd. Maar misschien dat ze andere deuren vervingen, die er al in de zestiende eeuw waren ingezet, of een poort of hek, om overlast tegen te gaan. Zoals wildplassen. Als dat woord in de zestiende eeuw al bestond. Of wildpoepen? Zulke goede sanitaire voorzieningen als in onze tijd hadden ze toen vast nog niet. Dus maakte het weinig verschil of men zijn of haar behoeften nu binnen of buiten, op straat, deed. Maar om dat nou 'wild' te noemen...


Twee etsen van Rembrandt Harmensz. van Rijn, links: Waterende man,
1631, 82 x 48 mm, rechts: Waterende vrouw, 1750-1850, 98 x 84 mm.

Om een lang verhaal kort te maken: toen de nieuwe deuren erin waren gezet, moet ook de gevelsteen zijn teruggeplaatst. De steen was ouder dan de muur waar hij ingemetseld zat. Blijkbaar was er heel wat te doen geweest rondom de sloop. De steen was overduidelijk een protest. Als de burgemeesters degenen waren die de sloop hadden gewild, waren de aanbrengers van de steen degenen die dat zeker niet hadden gewild.

Terwijl ik hier zo mijn gedachten over aan het laten gaan was, was het opgehouden met regenen. Ik kon mijn weg vervolgen. Het kleine oponthoud – meer dan een kort maar stevig buitje was het toch eigenlijk niet geweest – had mijn kennis op onnavolgbare wijze vermeerderd.

* Daar waren er toen vier van.

3 opmerkingen:

  1. Misschien is deze steen helemaal geen protest, maar juist aangebracht in opdracht van de genoemde burgemeesters. Het betreffende pand was misschien wel een riskante bouwval die de omliggende huizen in gevaar bracht. De gevelsteen zou dan een 16e eeuwse variant zijn van het bordje "onbewoonbaar verklaarde woning".

    Groet,

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wildplassen, het klamme zweet breekt me nog uit. We dronken koffie onderweg. Ga plassen, zei ik tegen de 16-jarige, want daar krijgen we straks een hele tijd geen kans meer voor. Want van een tolweg kun je niet af. Ik moet niet, was het antwoord. Nog geen twintig minuten klinkt het van de stoel naast mij: ik moet heel erg plassen. Stoppen kon daar dus niet. Weer tien minuten later: ik moet echt heeeel erg plassen. Alternatieven zoals een lege sapcontainer of uit het raam werden natuurlijk resoluut door de jongeheer van de hand gewezen.
    Uiteindelijk kwamen we net op tijd in een groezelige vervallen buurt, waar meneer in een slop zoals in Leiden 1578 de blaas kon legen. En toen moest de auto natuurlijk ook nog zo worden neergezet dat niemand hem kon zien. Terwijl het mijn grote angst was of we wel levend uit die buurt zouden wegkomen. De gevelsteen, je proza, welke herinneringen kunnen ze al niet boven brengen.

    BeantwoordenVerwijderen