zaterdag 16 januari 2016

Voor de allerlaatste keer


Hoe vaak heb ik dit boek al bestudeerd? Voor de eerste keer misschien toen ik nog een jonge jongen was, ik leende het van de bibliotheek in het dorp. Later, veel later, wat serieuzer voor de werkgroep taalvariatie, in het tweede jaar van mijn studie. Ook op de universiteitsbibliotheek bleken ze het te hebben. Ik gebruikte het boek ook voor mijn doctoraalscriptie en daarna weer voor mijn proefschrift. Ettelijke keren heb ik het doorgebladerd, voor dat proefschrift wel heel minutieus. Want wat bedoelde Overdiep bijvoorbeeld als hij schreef:

'De verzwaring van den woordvorm houdt ook verband met de "woordsymboliek". Ten eerste is er het bekende verschijnsel van de wisselvormen in den woordaanhef. Ten tweede is het mogelijk, dat het woordéinde wordt verzwaard; zoo bestaat er in Katw. een vorm klors naast klos (garen; ook: stamper). Het werkwoord kneuzen luidt in het Katw. kneurse, het deelw. is ekneurst. Met zou kunnen denken aan invloed van knoerse (verknoeide); maar er bestaat een Drentsch kneurn naast kneuzen (...). Aan afwisseling van scherpe t en zachte d in den woordaanhef zou men kunnen denken bij het werkw. toppe-doppe (nu en dan met de toppen van de masten in de golfdalen zichtbaar zijn). Maar een werkwoord doppen (dompelen èn duiken) is elders bewaard (doppen is duiken bij Gezelle (...)), en dat is verwant met doopen. Dit neemt niet weg, dat dan naast doppen onder invloed van "top" de vorm toppen is ontwikkeld.
Het werkw. tobben heeft den vorm toppe, verl. tijd topte; lubben (de visch van ingewanden ontdoen) heeft luppe. Er is een werkw. skrobbe, met de beteekenis jeuken en jeuk verdrijven door krabben; dit heeft in den verleden tijd den scherpen vorm skropte. In de gewone beteekenis is het skrobde. Deze verscherping (uit hij skropt?) is te vergelijken met die van maent-maente (...).'

Of:

'Er zijn ook gevallen van wat men dissimilatie pleegt te noemen: waenburreg (waarborg), ferwâal (flewâal, fluweel). De wisseling van r en l is bijzonder grillig. Er is in Katw. een werkwoord reutele (oprakelen van de kachel); er is een oud werkwoord loteren (leuteren) dat de beteekenis "in onvaste beweging brengen, schudden" had. Reutels zou hiervan een "dissimilatie" kunnen zijn, wanneer we uitgaan van een ouder Katw. leutelen. Er is nl. in het Ned. Wdb. voor de visscherijtaal een subst. leutel geconstateerd, als bijvorm van reutel, waarmee men een schopje of spaan aanduidt, speciaal een warleutel om gekaakte haring met zout te mengen (warren). In het Katw. heet dit voorwerp een reutel, ook wel leuter. Déze twee vormen zou men kunnen verklaren uit oorspr. warleuter geassimileerd èn gedissimileerd tot warreutel, of uit oorspr. warreutel gedissimileerd tot warleuter naar analogie van andere namen van werktuigen op -er. Werkwoorden als reutelen en leuteren en rakelen behooren door hun symboliek beteekenis (beweging, geluid en sensatie) bijeen.'

Ingewikkelde kost.

Nu heb ik het boek al jaren zelf in huis en bestudeer ik het voor de laatste, allerlaatste keer. Jaap kijkt ook nog een paar boeken na. Want we willen niks missen, voor ons Katwijks woordenboek dat straks verschijnt. Alles moet erin. Voor de allerlaatste keer loop ik het boek van Overdiep door en dan mag het voor eeuwig stof vergaren in mijn boekenkast.

Pagina 80.

Pagina 74.

Citaten uit: G.S. Overdiep, met medewerking van C. Varkevisser, De volkstaal van Katwijk aan Zee. Antwerpen, 1940, p. 105 en 102-103.

Het boek De volkstaal van Katwijk aan Zee is ook online raadpleegbaar op de site van de DNBL.

2 opmerkingen:

  1. Weemoed. Maar mooie weemoed. Dat is altijd zo met weemoed. Ik ben benieuwd naar het eindresultaat. Duimen dat alles, maar dan ook álles, erin staat. Veel succes heren!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Stof het maar soms af. Misschien kan een nieuw exemplaar van jou het oude gezelschap houden.Veel succes met de verdere voorbereidingen.

    BeantwoordenVerwijderen