zaterdag 16 juni 2018

Over azulejo's


Echt iedereen gaat naar de Algarve tegenwoordig. Voor wíj gingen, moest ik nog naar de kapper. Ik ga nog steeds naar dezelfde kapper, in Leiden. Deze had net de haren uit mijn oren gebrand* – mijn oren gloeiden nog na en het rook naar verschroeid haar – toen ik in de spiegel mijn collega Sufyan zag langslopen. Een vreemde gewaarwording. Sufyan zie ik nooit bij de kapper, ik wist niet dat hij bij dezelfde kapper kwam als ik, maar het was wel nodig, want hij had een flinke, verwilderde bos haar. Zo had ik hem nog nooit gezien. Daarbij was hij ook een stuk bruiner geworden. Daarom riep ik: 'Ben je weer aan het graven geweest, in een ver land?' Hij is namelijk archeoloog en gaat wel eens in de grond zoeken in Oman. Of die contreien.
'Nee, ik kom net terug uit de Algarve, voor vakantie.' Hij wisselde een paar woorden met de kapper, toen hij zijn telefoon tevoorschijn haalde. 'Kijk, hier.'
Hij liet een kaart in Google Maps zien. Morenos, daar had hij gezeten. 'Maar dat is vlak bij waar wij naartoe gaan, iets onder Santa Catarina en boven Moncarapacho.'
'Er is een fabriekje waar ze azulejo's maken.' Hij liet me een filmpje zien.
'O, gaaf, dat wil ik ook wel zien. Hoe heet het? Waar is het?'
'In Morenos. En je moet ook naar Alcoutim. En dan met een boot naar de overkant, naar Sanlúcar, dan zit je in Spanje. Daar is een kasteel. Op een berg.' Je stak dan de Guadiana over, de grensrivier.'
'Wacht, ik schrijf het op. Morenos tegelfabriek en Alcoutim. Bedankt voor de tips. Leuk!'
Met een geknipt hoofd verliet ik de zaak.


Thuis vertelde ik dat ik Sufyan was tegengekomen, die ook in de Algarve was geweest. Iedereen ging tegenwoordig naar de Algarve. En dat we naar dat tegelfabriekje moesten en naar Alcoutim en dat kasteel. Dat was nog vóór Adri ons vertelde dat de twee hoofdpersonen in zijn boek Verborgen daar een rol spelen, in Alcoutim.



Alcoutim was uiteindelijk gemakkelijk te vinden, maar dat tegelfabriekje in Morenos... Als we inzoomden op de naam, kwam er verder niets in beeld dan alleen die naam en een bergweg en zoomde je nog verder in in Google Maps, dan had je alleen nog die bergweg en was er van de naam  niets meer over. Die loste op. Er was daar helemaal niets, net schuin boven onze quinta waar we logeerden. Maar Sufyan had het wel aangewezen op zijn telefoon. En het leek zo dichtbij. Een stukje over de N398 omhoog naar Santa Catarina, dan naar rechts over de N270, en dan de derde weg links, de M513-1. Die bergweg.


Het leek ons beter om zelf maar een fabriekje te zoeken. En dat lukte. Met wat googelen, op 'azulejo' en 'Algarve' en nog zo wat trefwoorden, vonden we er eentje vlakbij. Een fabriekje, een werkplaats, kun je beter zeggen. Want het gaat wel aan de lopende band, maar niet letterlijk. Zo zouden we later zien. Vanaf de quinta moesten we rechtsaf de weg omhoog – die kant waren we nog nooit geweest, terwijl we nu al voor de tweede keer hier waren – en dan nog een paar bochten en in een kwartiertje waren we er. We reden het terrein op en werden vriendelijk verwelkomd door de eigenaar van Terracota do Algarve. We mochten overal kijken, in de showroom en in de werkplaats. Maar wat een baan! Je zal hier werken! Niet iets om jaloers op te zijn. De ter plekke gewonnen rode klei wordt in een vormen gedaan op asbestplaatjes en daarna glad gestreken en dat doen die mensen dan de hele dag door. De plaatjes met de kleitegels worden ongeveer vijf dagen te drogen gelegd in rekken waarna ze gebakken worden. Hier volgen twee filmpjes over hoe die mensen aan het werk zijn.




Toen we weggingen, werden we weer vriendelijk uitgeleide gedaan door de eigenaar, die ons nog vertelde dat juist een week geleden de Nederlandse televisie was langs geweest. Hoe toevallig. Daarvoor moesten we maar even naar hun Facebookpagina gaan, die van Terracota do Algarve. Het was voor het programma Droomhuis gezocht, gepresenteerd door Sybrand Niessen. Wij zochten daar trouwens ook nog een droomhuis, in Olhao bijvoorbeeld, een leuk appartement om af en toe eens naartoe te gaan.

* Dat doet hij met een stokje met een dot watten erom gedraaid, die hij met spiritus of wasbenzine doordrenkt, aansteekt en tegen je oren slaat.

zaterdag 2 juni 2018

Rog


‘Hoe vind je dat nou? Dat wij ook naar die quinta gaan. Die foto van de kip heeft de doorslag gegeven voor Ineke.’
Adri appte mij een Katwijks zinnetje met een achteraan geplaatst bijwoord en of we dit soort grammaticaliteiten ook in het woordenboek opnamen en van het een kwam het ander. Ik stuurde een foto van een kip in de keuken met de mededeling dat we op de quinta zaten maar dat dat niks gaf.
Uurtje later hadden ze geboekt.
‘Wat leuk! Jammer dat wij dan alweer weg zijn.’ We hadden het over dat paleis in Estoi, hier vlakbij, en dat we aan de vis zaten in Tavira. Dorade en tonijn.
‘Tavira speelt ook een rol in mijn boek Verborgen en Estoi ook,’ appt Adri terug.


‘Die verse knoflook op de vis is zó lekker,’ zegt Wilma. ‘Wat zou dat groene spul zijn?’
‘Peterselie?’
‘Maar hoe vind je dat nou? Datte we ook die kant uitgaan?’
Ik vertelde alvast wat over de compound.
‘Mag je ook vijgen plukken?’
‘Ja, mag allemaal. We vinden het helemaal maf en leuk natuurlijk. Dat jullie deze kant op komen. Kunnen we na afloop, als we terug zijn allemaal, een avondje Quinta Corcunda met z’n vieren houden.’ Soort dia-avondje van vroeger.


Wilma poseert voor de veel te grote Citroën C-elysée die we gehuurd hebben. Gaat ook op de app.
‘Zo, blitse kar!’
‘Ja, we gaan ’m wel ruilen hoor. Te groot en te log met optrekken. Liever zo’n pittige Seat Ibiza.’
‘Staat de caravan rustig genoeg om lekker te schrijven?’ vraagt Adri.
‘Ja, helemaal apart. Een schrijvershut.’
Het is gezellig. Met een gezamenlijk reisdoel heb je veel te appen. In Fuseta, je mag het ook met een z schrijven, vanaf hier rechtdoor óver de kruising met de kustweg heen, daar kun je de lekkerste vis eten. We sturen een filmpje met daaronder: ‘In afwachting van de vis.’


Casa Corvo, en niet dat terras er vlak naast, daar moet je wezen. Daar zit het vol en staan de mensen in de rij, terwijl er op de andere terrassen nog ruim plek is. The winner takes it all. De ober die ons de eerste dag helpt heeft van die oud-Hollandse grapjes, dan tikt-ie je van achteren aan op je rechterschouder, knipoogt ondertussen naar je vrouw aan de overkant van de tafel en zet dan links van je de karaf met wijn neer. We eten zeebaars en zwaardvis. Giga vissen.
‘Mùrrege een rog. Die ben zòò gròòt. Mì-se twieje ete we die dan. Op.’
‘Rog, dat is mijn bijnaam. Van Beelen: hij is-t’r ien van de rog. Of van ’t rogje. Met De Vink hoefde dat niet. Ook niet met Grunstra.’*
‘Die mot je dan ààgelijk wel ete, de femilie indachtig.’
‘Ja,’ appt Adri, ‘dan moet ik in het Portugees om “um raio” vragen.’
‘Dat is goed, dat je dat zegt,’ app ik terug, ‘want we zagen net al een Duitse mevrouw vragen aan een tafel met Portugezen en ze kreeg in het Engels te horen dat die vis op tafel op een sole leek, een tong, maar dat is alleen hoe die zwemt over de grond. Raio onthouden we.’
‘Eu gostaria de comer um raio: ik zou graag een rog eten,’ appt Adri.
‘As ik maar uit m’n woorden kom. We schrijven het op.’


‘Gek, meestal eet je die van oktober tot en met december. Maar dat is in Nederland. In Portugal is het vast anders. En er zijn zo’n 450 verschillende soorten rog, dus je ken nog effe vooruit.’

Adri weet veel. Een wandelende encyclopedie. Hij krijgt gelijk. De volgende dag lees ik m’n briefje op.


En omdat we bij het filmen het eerste deel missen, nemen we nog een filmpje op. De ober speelt het spel voortreffelijk mee.



* De bijnaam Rog is nodig om de vele families Van Beelen (en Van Beele) die er in Katwijk zijn, uit elkaar te houden. Het is een functionele bijnaam. Zie hierover Leendert de Vink, Aan boord van een Katwijksche bomschuit in de achttiende eeuw. Het handschrift van Leendert Buijsertszoon van der Plas. Leiden 2012, pagina 11.