vrijdag 24 december 2021

Kogels uit de Tachtigjarige Oorlog

De grote meet 8,1 centimeter in doorsnee en is 2240 gram,
de kleine is 3,1 centimeter en weegt 123 gram.

Het met water vermengde zand van de zandzuiger (uit het vorige bericht), ging voor het door de buizen werd geperst, eerst nog door een zeef. Die zeef zat in een bak. Eens in de zoveel tijd werd de bak opengemaakt. Dan ging mijn vader kijken wat erin zat. Veel rommel, die de buizen kon verstoppen, maar ook materiaal dat archeologisch interessant was, van kruikjes, die meestal stuk waren, tot Romeinse munten, en spullen waarvan je niet meteen wist wat het was. Of als je dat wel wist, van wanneer het was. Daarmee ging mijn vader dan naar een museum. Met de Romeinse munten ging hij naar het Museum van Oudheden in Leiden. Die wilden ze wel hebben natuurlijk. Toch deed hij ze niet meteen van de hand.

Een andere vondst die hij niet meteen thuis kon brengen, was een vishaak. Een grote vishaak, van wel 18 centimeter lang. Om het rechte gedeelte, de steel, zat lood in de vorm van een visje gesmolten, om de haak te laten zinken als er aas aan zat. Een flink stuk aas moet dat geweest zijn. Het loden visje was ongeveer 8 centimeter lang, en ik schat dat het gedeelte bij de bocht, naar de weerhaak toe, zo'n 6 centimeter in doorsnede was. Een hele bijzondere vishaak, en mooi om te zien. Wat ermee gevangen werd, weet ik niet, wel grote vissen, haaien misschien. De haak zelf was verroest, want van ijzer, het loden visje was nog mooi intact. Jarenlang heeft hij in de vensterbank gelegen, naast het model van een vikingschip, dat mijn vader had meegenomen uit Kopenhagen, op een van zijn zeereizen. Altijd, als iemand ernaar vroeg, vertelde hij weer dat verhaal van dat gave loden visje om die verroeste vishaak, waarmee duidelijk het verschil in oxidatie tussen de twee metaalsoorten kon worden aangetoond.

De kogels op bovenstaande foto zijn ook uit de wateren rond de Nieuwe Waterweg gezeefd. Ik weet niet uit welke tijd ze komen of dat er nog mee geschoten is in een van de Engelse zeeoorlogen met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in de 17e en 18e eeuw. Maar vermoedelijk zijn ze nog wat ouder, uit de 16e eeuw, en zijn ze in de Tachtigjarige Oorlog gebruikt. Misschien wel door de watergeuzen bij Den Briel. Op het wereldwijde web zie ik dat ze ook in Vlaardingen zijn gevonden. In de loop der eeuwen is er een mooi patinalaagje op gekomen. Ik denk dat ze van gietijzer zijn.

zaterdag 18 december 2021

Hengelen


Hier sta ik met een hengel, gemaakt van een bezem (een bezem om het dek te schrobben) en een veel te dik touw. Je kan het op de foto zien, zo dik is het, en de vissen zien het ook, want ze zwemmen met een grote boog om het haakje heen. Kort hierna zal ik wel mijn eerste echte hengel krijgen, gekocht bij de dierenwinkel van Peeters in de Princestraat. Het nylon touw dat daaraan zit is veel dunner, en doorzichtig, de vissen zien het niet. Ik vang er een voorntje mee, in de Zuidduinen, in dat grote meer dat er dan nog is bij de muur, zo noemen we de Atlantikwall, waarvan daar nog een stuk staat. M'n vader moet hem voor me van het haakje halen. Het is de eerste en laatste vis die ik met een hengel vang.

Maar hier sta ik nog met die bezem met dat dikke touw. Op het dek, het gangboord van een zuiger, een zandzuiger. Hoe weet ik dat het een zuiger is? Dat zie je aan dat stukje buis dat linksboven in de foto schuin omhoogsteekt. Naast de zuiger ligt een bak, een zandbak, dat is een schip om zand te vervoeren. Je ziet nog net de letters KON. MY. ADR van de Koninklijke Maatschappij Adriaan Volker.* Mijn vader heeft er de wacht en we zijn er met het hele gezin.

Iedere dag gaat mijn vader de machinekamer van de zuiger in. Die bevindt zich onder de waterspiegel. Ik mag dan mee. Je gaat een zware ijzeren deur door en moet dan een smal ijzeren trapje af. Machinekamer is eigenlijk niet het goede woord, want het is een hele grote zaal, waarin de machines van het schip staan te draaien. Hij loopt ze allemaal na en doet er met een oliespuit hier en daar een beetje olie bij, zodat ze gesmeerd blijven. Ze moeten aan blijven (gaan blijven), dat is beter voor het schip. Een keer kwam er een tanker langs, die ging de zee op, zo'n grote mammoettanker met zo'n druppel voor aan de boeg. Mijn vader nam me mee naar de machinekamer en deed de machines voor heel even uit. Het werd heel stil. Maar onder het water kon je in de verte de motor, de machines van de mammoettanker horen. Zo heb ik geleerd dat water geleidt, heel ver. Zoals mistdruppels in het voor- en najaar het geluid geleiden, wanneer er kilometers ver een trein voorbijrijdt. Dat heb ik altijd onthouden. Als ik op mijn beurt aan iemand uitleg dat water en waterdamp geleidt, vertel ik er dit verhaal van mijn vader bij.

De bakken waren de schepen om de bagger te vervoeren, de specie noemde mijn vader dat, zand vermengd met water, om het van de zeebodem door de buizen van de zuiger in de bakken te spuiten. Het water liep dan over de randen van de bakken over de gangboorden in het water en het zand bleef achter. Kilometers verder, wanneer de bak bij een andere zuiger aankwam, werd dat zand weer vermengd met water, waardoor de zuiger het op kon zuigen en het door dikke buizen heel ver het land kon op spuiten. Zo ontstond de Maasvlakte. Mijn vader kon er altijd mooi over vertellen, dat hij de Maasvlakte mee had helpen maken, en ook de Flevopolders.

* Omdat ze op een gegeven moment het predicaat Koninklijk gekregen hadden kregen alle schepen een oranje band over het grijs geschilderd. Ik weet nog dat mijn vader dat voor het schip waarop hij voer moest gaan doen, die oranje band verven.

woensdag 8 december 2021

Fuiken lichten

 

Met mijn vader in de roeiboot. Hij heeft zijn lieslaarzen aan. Ik moet hier een jaar of tien zijn, m'n vader veertig, we schelen precies dertig jaar en één dag. Hoe kun je het zo uitmikken.

Je moet de roeispaan niet te diep in het water steken, dan gaat het veel te zwaar. Ik weet zeker dat hij dat hier tegen me zegt. En alle keren dat ik roei in mijn latere leven, veel is dat niet, denk ik daar weer aan, dat mijn vader me dat geleerd heeft. Net onder water, dat is genoeg om vooruit te komen. Mijn moeder neemt de foto, en naast mijn moeder zit mijn zus, zes jaar, wij schelen vier jaar. Mijn moeder is negenendertig, een jaar jonger dan m'n vader.

We zijn op weg naar een palingfuik, ergens in de wateren bij de Maasvlakte. Daar werkte mijn vader in de bagger, bij de firma Adriaan Volker. Als de andere collega's vakantie hadden nam hij de wacht. Zo heette dat. Dan hielden wij vakantie op de baggerschuiten. Een klein bootje bracht ons ernaartoe, midden op het water. Hetzelfde bootje dat het eten bracht en iedere dag de krant. We liggen in de buurt van de elektriciteitscentrale. Bij mooi weer kun je vanaf het strand van Katwijk de twee schoorstenen zien, voorbij de pier van Scheveningen.

Op de Maasvlakte stikt het van de konijnen. Je kan ze gemakkelijk vangen, met strikken, maar nu gaan we naar de fuiken. Fuiken lichten, zo noem je dat. We leggen de boot aan de kant, bij een dijk van basaltblokken. Wij, mijn moeder, mijn zus en ik blijven op de kant. Ik zie ons daar nog staan, terwijl m'n vader het water in gaat, het donkere water van de Nieuwe Waterweg, of is het het Calandkanaal, hij gaat het talud af, zo noemt hij dat, met zijn hoge lieslaarzen, zoekend naar die fuik, over de ongelijke stenen en het zand van de bodem, met zijn handen onder het water. Het heeft iets radeloos, waar heeft hij die stokken gezet? Als hij een fuik gevonden heeft haalt hij die naar de kant. Hij haalt het knoopje uit het laatste, smalste net achter de kleinste hoepel en laat de palingen in de emmer glippen. Soms ontsnapt er wel eens een, die dan snel de dijk af glijdt en in het water verdwijnt. Het zijn dikke palingen, zeepalingen. Mijn vader heeft twee tonnen op elkaar laten lassen, met onderin een luikje voor de houtmot en bovenop een vochtige juten zak, om de rook er een beetje in te houden. In de bovenste ton zijn aan weerszijden gleufjes gemaakt. Daar hangt hij de speten in, waaraan hij op gelijke afstanden de palingen rijgt, door de koppen. Zo hangen ze te roken, tot ze gaar zijn, en het vet eruit druipt. Soms bakte hij ze ook, in dikke moten.

Die fuiken maakte mijn vader zelf, als hij thuis was, met fijnmazig net dat hij aan elkaar boet tussen ronde ringen, van groot naar klein naar de staart van de fuik, heel ingenieus. Vandaag is hij negentig geworden.

dinsdag 30 november 2021

Nieuwe bokking


Het is er maar een paar maanden, in de tijd van de nieuwe haring: nieuwe bokking. De naam zegt het al: gemaakt van nieuwe haring. Van de gerookte vis zowat het lekkerste wat er is. Helemaal niet zout, niet zoals een bokking van ná de zomer. Je zou het bijna 'groene bokking' kunnen noemen. Deze heb ik bij Schuitemaker gehaald. Vroeger kwamen ze van De Krul. Een begrip in Katwijk. Staat daarom in het Katwijks woordenboek, De Krul. Deze nieuwe bokkingen waren voor mijn baas. Ik heb ze even voor hem schoongemaakt. Een jaar geleden alweer, ruim.


Rechtsonder zie ik nog wel een graatje.

vrijdag 26 november 2021

Loch Long – West Highland Way (9)

Loch Long, bij Arrochar.

De West Highland Way voert je langs Loch Lomond. Je loopt daar wel een paar dagen. Aan de overkant van Loch Lomond heb je het plaatsje Tarbet (in het gebied Argyll and Bute).

We kwamen er met de boot uit Rowardennan. Vanuit Tarbet namen we de bus naar Arrochar. Het regende die middag. Maar er waren sunny spells.



We dronken thee met cake, zo'n hele taartpunt, in een tot restaurant omgebouwd kerkje. Erg smaakvol, moet ik zeggen. Maar dat was op de terugweg. Voordat de boot weer vertrok.

Hoewel, smaakvol? Die lamp onder dat schilderijtje...

Arrochar ligt aan het Loch Long, dat in verbinding staat met de Firth of Clyde, die uitkomt in de Ierse Zee. Hoe al dat water zich vermengd. Hoeveel water van Loch Long zal hier door de Noordzee stromen dicht bij waar we wonen? En andersom, hoeveel water van de Noordzee bij waar we wonen kabbelt er tussen de kiezels van Loch Long?

zondag 21 november 2021

Stoom (2) – West Highland Way (8)

De overrompeling als dat allemaal gaat rijden.

Dit filmpje is eigenlijk mislukt, maar het geeft een goed beeld van de kracht van zo'n gevaarte.

zaterdag 13 november 2021

Stoom (1) – West Highland Way (7)

 

Toen we bijna verdwaald waren, na ons bezoek aan The Rod And Reel Pub in Crianlarich, kwamen we op dit stationnetje terecht. Het is nog niet echt opgehouden met regenen, maar niemand die dat deert.

zaterdag 6 november 2021

Schuilen – West Highland Way (6)

 

The Rod And Reel Pub in Crianlarich, waar we om een stempel moesten en gelukkig ook konden schuilen, onder het genot van een kop koffie (of thee) en een scone met clotted cream. De regenbroeken hielden we maar even aan. Toen we de pub uit kwamen, zijn we daar bijna verdwaald, tussen de paar huizen van dat dorp.

donderdag 28 oktober 2021

De stempelkaart – West Highland Way (5)

De stempelkaart, met de stempels van dag tot dag.

We hadden ook een stempelkaart. Op verschillende plekken onderweg moesten we een stempel halen, in pubs en andere gelegenheden, verschillende stempels. En aan het eind van de West Highland Way leverde dat dan een officiële oorkonde op dat je dat hele eind gelopen had. Heel leuk.

De voorkant van de uitklapbare stempelkaart.

Soms was het echt zoeken naar zo'n pub. Ik weet nog dat we in een dorp waren waar de weg in een ronding naar beneden liep. Het regende heel erg, dus we waren blij dat we vanwege die stempel naar een pub gestuurd werden. Toen het opklaarde en we weer naar buiten konden, moesten we dezelfde weg weer terug omhoog, maar we bleven in cirkels door dat dorp lopen en vonden met moeite het pad terug. En zo groot was dat dorp niet.

De route op de achterkant van de stempelkaart.

We hadden al de vragenlijst van de student die onderzoek deed naar de beleving van de West Highland Way. Met de stempelkaart erbij hoefden ons in ieder geval niet te vervelen onderweg. En dan moest er ook nog gelopen worden.

zaterdag 23 oktober 2021

Aan het begin bij de poort – West Highland Way (4)


Aan het begin bij de poort in Milngavie stond een student die onderzoek deed naar de beleving van de West Highland Way. Of we daaraan mee wilden doen? Dat wilden we wel. We kregen allebei een mapje met vragenlijsten die we dan aan het eind van iedere wandeldag moesten invullen. Vragen over hoeveel kilometer je die dag gelopen had en hoe dat gegaan was, over de moeilijkheidsgraad van het parcours, wat voor cijfer je aan de verschillende aspecten van dat parcours wilde geven, dat soort dingen. Leuk om te doen. Je had een extra doel tijdens het wandelen, waardoor dat wandelen nog meer beleefde.

zaterdag 16 oktober 2021

De massagestoel – West Highland Way (3)

De eerste dag van een langeafstandswandeltocht heb je altijd de gebruikelijke spierpijn, omdat je opeens meer en anders beweegt dan normaal. De dag erna loop je die spierpijn eruit en de derde dag heb je nergens meer last van en blijf je verder in topvorm. Wat mooi dat we aan het eind van de eerste dag in Drymen in een B&B terechtkwamen met een volautomatische massagestoel die ook nog eens lekker warm was. Zo waren we de tweede dag al in topvorm.


En wat een gezellige B&B was dat toen nog, met een reuzeaardige gastvrouw en gastheer. De B&B, met de naam Braeside, is later overgenomen door de een of andere onpersoonlijke organisatie. Als je gaat zoeken zie je er plaatjes van met de buitenkant trendy grijs geverfd en binnen veel zogenaamde gezelligheid. Maar onder de knop 'contact' geen enkele persoon meer, geen naam van wie dan ook. Zo jammer.

B&B Braeside in 2010.

zaterdag 9 oktober 2021

Nog zo'n groepje huizen – West Highland Way (2)

 

Aan het begin van de West Highland Way, als je net door de 'poort' bent in Milngavie, de startplaats van dat langeafstandspad, heb je ook zo'n groepje huizen waarbij je moet denken aan Ramsay Garden. Ik ben er nog niet achter hoe het dorpje heet, misschien een mooie buitenwijk van Milngavie, want volgens de tijdstippen tussen de verschillende foto's zijn we hier pas een kwartiertje onderweg. Ik schreef er al eerder over, op 14 februari 2012. Dat is lang geleden.* Maar nu krijgt dit groepje huizen nog eens de volle aandacht. En over die poort waar je doorheen moet, schreef ik ook al.

* Tussen het eerste en het volgende deel in een serie blogberichten kan best ruim negen en een half jaar zitten.

zondag 3 oktober 2021

Ramsay Garden – 'de Zwitserse huizen'

Ramsay Garden, 13 september 2004. Rechts zijn nog de tribunes te zien van
The Royal Edinburgh Military Tattoo, die net voorbij is. Ramsay Lodge ('Goosepie House')
is het huis met het puntdak en de balkons rondom net rechts van het midden. 

Dit zijn de huizen van Ramsay Garden, op Castlehill, onder aan de esplanade voor Edinburgh Castle, een meer dan gevarieerd appartementencomplexje, met erkers, torentjes, puntdaken, muren in wit en rood en van natuursteen, een gezellige binnenplaats met aan de gevel toegangstrappen naar de voordeuren en zoals dat vroeger gebruikelijk was, afvoerbuizen voor de riolering. Vanaf het begin dat ik er kom, in Edinburgh, noem ik dit complexje al 'de Zwitserse huizen'.

George Manson, Ramsay Lodge, Edinburgh. National
Galleries Scotland, aquarel, 18,9 x 13,4 cm.

Ramsay Garden is ooit begonnen met Ramsay Lodge, een achthoekig huis, bijgenaamd 'Goosepie House', van de dichter en pruikenmaker Allan Ramsay the Elder (1686-1758), dat hij liet bouwen in 1733. Zijn zoon, de hofschilder Allan Ramsay (1713-1784), breidde het huis aan de oostzijde uit met drie huizen. In 1760 werden de huizen aan de noordwestzijde aangebouwd.

zaterdag 25 september 2021

Nijntje an zae gepresenteerd in Katwijkse bibliotheek

Vanochtend mocht nijntje an zae dan eindelijk naar buiten en kon ze met d'r skep en d'r nemmer om skillepe op strand.

Een prachtig initiatief van Anne Pauwels, mede mogelijk gemaakt door de stichting Herinneringsfonds D.F.E. Meerburg en Spaarbankfonds Katwijk. Uitgeverij Bornmeer maakte er een echt nijntje-boekje van en Adri van Beelen las voor hoe dat volgens de vertalers Jaap van der Marel en Leendert de Vink moest klinken. Zo dus:

vrijdag 24 september 2021

Christelijke Opleidingsschool gemeentelijk monument!

Vandaag een fantastisch bericht in het Leidsch Dagblad. De Christelijke Opleidingsschool wordt een gemeentelijk monument! Zowel de binnen- als de buitenkant! Het verstand heeft gezegevierd.

vrijdag 17 september 2021

We hebben er weer een ereburger bij!

Burgemeester Cornelis Visser en Dicky en Jaap van der Marel,
vanmiddag voor Hotel Noordzee. Foto Jaap van der Marel jr.

Vanmiddag is door burgemeester Visser aan Jaap van der Marel de erepenning van de gemeente Katwijk uitgereikt. Wegens zijn grote verdiensten voor het behoud en de beschrijving van het dialect van Katwijk aan Zee.

zondag 12 september 2021

Langs de Amstel naar Amsterdam

Bijna in Amsterdam.

Vandaag was het er helemaal het weer voor. Eerst naar de Tolhuissluis bij Bilderdam, en vandaar de Amstel langs, met al zijn bochten. Gewoon op de analoge fiets.

Het pontje bij Ouderkerk aan de Amstel.

Met even een pauze.

Eindelijk in Amsterdam.

En op de Dam.

Het IJ, met rechts de circustent van Hans Klok op de Javakade.

Bij Hannekes Boom.

Kortom, een uitgelezen dag.

zondag 5 september 2021

Om braam

En terwijl een uitzinnige menigte van 70.000 man/vrouw onder leiding van prins Poen coureur Verstappen over de finish ziet razen, zoeken wij de stilte. Gelukkig zijn wij onder een ander gesternte geboren en niet in een gespreid bedje ter wereld gekomen. Daardoor hebben wij nu de mogelijkheid om in een andere kustplaats, iets zuidelijker gelegen dan waar op ditzelfde moment het tumult uitbarst, 'om braam' te gaan, zoals dat daar heet. In de zomerse warmte van het duingebied in wat oudtijds de aardappelveldjes zijn geweest net voorbij de lichtmasten die de velden van de zaterdagamateurs omgorden, leren wij onze kleinkinderen wat eentjes, tweetjes en drietjes zijn, bramen met respectievelijk (slechts) één bes of twee of drie bessen, maar ook wat besuikerden zijn, bramen die dauwrijp zijn, waar zo'n blauwige mist overheen ligt. Je hebt dat ook bij druiven. Het is stil in duin, en vredig, en de planten en struiken en al het geboomte dat onder de hemel is, tiert welig. Het enige geluid in deze ongereptheid is het gejoel dat uit onze kelen komt, als we weer een plek gevonden hebben met wat meer bramen dan op de plek daarvoor. Die besuikerden staan vooral tussen het hoge gras, waar de grond wat vochtiger is.


zondag 29 augustus 2021

De boomhut, nog even in z'n volle glorie!

Voor de tekenaars en architecten onder ons: zo doe je dat dus, op het oog, zoals ze vroeger een bomschuit bouwden, of een andere boot.

zaterdag 28 augustus 2021

Een boomhut, nauwelijks van echt te onderscheiden


Als je maar lang genoeg vraagt, het maar zo lang mogelijk onder de aandacht weet te brengen, komt-ie er wel, die boomhut. Op vier stammetjes maar liefst en helemaal uit de wind en uit de regen, wat wil je nog meer. Dat je er maar lang plezier van mag hebben!

Met zus Petra als de behanger en dochter Marjolein als de schroevendraaier.


Alleen de raampjes nog.

donderdag 19 augustus 2021

Reizen met Charley van John Steinbeck

Na het dikke boek van Geert Mak, Reizen zonder John, moest ik natuurlijk ook Reizen met Charley lezen, waar het dikke boek op gebaseerd is. In 2010 deden Geert Mak en zijn vrouw de reis van John Steinbeck en zijn hond nog eens opnieuw, precies vijftig jaar later. Om te zien hoe Amerika veranderd was. Net als Steinbeck dat gedaan had. Steinbeck reist 'van Long Island naar de Pacific en via Texas en het diepe zuiden terug naar New York. Hij reist met een speciaal voor deze reis gebouwde camper, de Rocinante, via kleine stadjes en groeiende steden naar schitterende oases in de wildernis en doet uitgebreid verslag van de obsessies en eigenaardigheden van de Amerikanen die hij onderweg tegenkomt.'* Wat dat boek zo bijzonder maakt, is zijn reisgenoot, een Franse poedel. De gesprekken die Steinbeck met hem voert. Gedurende de reis, ook al duurt die nog geen jaar, voel je Charley ouder worden, misschien is het de vermoeidheid, en dan is het de oude baas tegen de oude hond, en andersom, in al zijn aandoenlijkheid, zoals wanneer Charley de camper uit loopt en niet terugkomt en zijn baas hem gaat zoeken:

Charley was niet teruggekomen. Ik deed de deur open, floot hem en kreeg geen reactie. Dat bracht me terug tot de werkelijkheid. Ik greep mijn zaklantaarn en richtte zijn doordringende straal op de canyon. Het licht flitste op in twee ogen op zo'n vijftig meter afstand. Ik rende het pad op en trof hem starend in de ruimte aan, net zoals ik had gedaan.

'Wat is er, Charley, ben je niet in orde?'
Zijn staart wuifde langzaam zijn antwoorden. 'Ja, hoor. Het gaat prima, geloof ik.'
'Waarom kwam je niet toen ik je floot?' 
'Ik heb je niet horen fluiten.' 
'Waar staar je naar?' 
'Weet ik niet. Naar niks, denk ik.' 
'Nou, wil je niets eten dan?' 
'Ik heb niet echt honger. Maar ik zal wel doen alsof.' 
In de hut liet hij zich op de grond vallen en legde zijn kin op zijn poten. 
'Kom op bed liggen, Charley. Laten we ons samen ellendig voelen.' Hij gehoorzaamde, maar zonder enthousiasme, en ik woelde met mijn vingers door zijn kuif en achter zijn oren zoals hij lekker vindt. 'Hoe is dat?' 
Hij draaide zijn kop. 'Iets meer naar links. Ja, daar.' 
'We zouden armzalige ontdekkingsreizigers zijn. Een paar dagen van huis en we hebben al medelijden met onszelf. De eerste blanke die hier kwam – ik geloof dat hij Narváez heette en ik meen dat zijn uitstapje zes jaar duurde. Schuif eens op. Ik zal het opzoeken. Nee, het duurde acht jaar – 1528 tot 1536. En Narváez zelf heeft het niet tot hier gehaald. Vier van zijn mannen wel. Ik vraag me af of zij ooit medelijden met zichzelf hadden. Wij zijn slap, Charley. Misschien is het tijd voor wat hoffelijkheid. Wanneer ben je jarig?' 
'Weet ik niet. Misschien net als een paard, op 1 januari?' 
'Zou het vandaag kunnen zijn?' 
'Wie weet?' 
'Ik zou een taart voor je kunnen bakken. Wel met cakemix, want dat is het enige wat ik heb. Maar met genoeg stroop en een kaarsje erbovenop.' 
Charley bekeek de operatie met lichte belangstelling. Zijn malle staart hield een subtiel gesprek. 'Iedereen die je een verjaardagstaart voor een hond zou zien maken waarvan hij niet eens weet of hij jarig is, zou denken dat je van lotje getikt was.' 
'Als je met die staart van je niet netter kunt spreken dan zo, is het misschien maar goed dat je niet kunt praten.' 
Hij lukte vrij goed: vier lagen cake met stroop ertussen en een stompje van een mijnwerkerskaars erbovenop. Ik dronk op Charleys gezondheid met pure whisky terwijl hij at en de stroop oplikte. En toen voelden we ons allebei beter. Denk dan eens aan die groep van Narváez – acht jaar. In die tijd bestonden er nog echte mannen. 
Charley likte de stroop van zijn snor. 'Waarom ben je zo melancholiek?' 
'Omdat ik niets meer zie. Als dat je overkomt, denk je dat je nooit meer iets zult zien.' 
Hij stond op en rekte zich uit, eerst zijn voorpoten en daarna zijn achterlijf. 'Laten we een stukje de heuvel op lopen,' stelde hij voor. 'Misschien begin je weer iets te zien.' 
We inspecteerden de berg gebroken whiskyflessen en liepen daarna verder over het pad. De droge, bevroren lucht kwam in pluimpjes rook uit ons naar buiten. Een vrij groot beest sprong de heuvel vol gebroken stenen op, of misschien een klein beest en een grote kleine lawine. 
'Wat was dat volgens jouw neus?' 
'Niet iets wat ik herken. Een soort muskusachtige geur. En ook niet iets waar ik achteraan ga.'  
De nacht was zo donker dat hij doorgeprikt was met vurige spikkels. Mijn licht werd beantwoord door een flits op de steile, rotsachtige oever. Ik klom er stuntelig uitglijdend heen, raakte de echo van licht kwijt en vond hem weer, een klein, net gespleten steentje met een stukje mica erin; geen fortuin maar een mooi ding om te hebben. Ik stopte het in mijn zak en we gingen slapen. 

Wat is dat toch met boeken met honden?  

* Tekst op de omslag van John Steinbeck, Reizen met Charley. Een zoektocht naar Amerika. Vert. door Tineke Funhoff. 12e druk. [Amsterdam]: Olympus, 2019.
** Ibidem pp. 203-205.

vrijdag 13 augustus 2021

Het begon met een loopoor


Binnenkort ga ik naar de kno-arts van het ziekenhuis, omdat ik doof ben aan mijn rechteroor en voor mijn linkeroor ondertussen misschien wel een gehoorapparaat nodig heb. Ik zeg steeds vaker 'hè'.

Lange tijd dacht ik dat ik sinds mijn tiende, elfde of twaalfde doof was aan dat rechteroor. Later dacht ik dat het rond mijn achtste geweest moest zijn, dat ik niets meer hoorde met dat oor. Sinds zondag weet ik dat ik vijfenhalf was toen het gebeurde. Dat kwam zo.

Mijn moeder vertelde dat ze zich herinnerde dat het zomer was en dat we op het platte dak waren – het huis waar we woonden had een omheind plat dak waar je door een deur in de dakkapel op kon komen –, met mijn zus, die toen anderhalf was – we schelen vier jaar –, toen er iets bruins uit mijn oor kwam. Dat was een loopoor. Ik had een gaatje in mijn trommelvlies waar het spul uit kwam. Ik vertelde het verhaal aan mijn zus en die vertelde dat ze een foto in haar fotoboek had waarop we samen op een fauteuil in de woonkamer zitten en ik met een pleister op mijn oor. Ik kende de foto niet. Het onderschrift geeft ondubbelzinnig de tijd aan: zomer 1967.

Ik heb altijd begrepen dat er een huisarts langskwam, Hueting, volgens mijn moeder was het Den Dulk, die te sterke bruisdruppels voorschreef en dat daardoor (toen pas) mijn trommelvlies klapte. Er volgden twee operaties in het Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL), om mijn trommelvlies te repareren, maar dat lukte niet. De artsen kregen ruzie boven mijn hoofd. Ze hebben toen mijn oor maar gauw dichtgemaakt. Daardoor zitten hamer, aambeeld en stijgbeugel aan elkaar verkleefd, waardoor ik helemaal niks meer hoor, met dat oor.

Mijn moeder zei: 'Dan kan je dat vertellen als je straks in het ziekenhuis komt.'

vrijdag 6 augustus 2021

nijntje an zae

Na het woordenboek mochten we weer buiten spelen, op strand dit keer. Al vroeg ook deze tekst wel even serieus de aandacht. Elk woordje, elk lettertje is gewogen.

nijntje an zae is vanaf 25 september overal verkrijgbaar.

De vertaling is van Jaap van der Marel en Leendert de Vink.

Meer informatie is te vinden onder deze link.

maandag 2 augustus 2021

Herman van Veen in Carré

Vroeger werd gezongen en gefloten in de straat,
had de slagersjongen nog een opera paraat,
de metselaar kon zingend op de steiger staan,
de melkboer lengde fluitend zijn melk een beetje aan.*

Je moet maar durven, in een zaal vol mensen, allemaal twee keer gevaccineerd.

Al twee keer uitgesteld, van november naar maart en nu, zaterdag 31 juli, in de 564ste voorstelling (Toon Hermans al lang en lang voorbij), in al die tijd ook nog van naam veranderd, van 75 'Dat kun je wel zien dat is hij' naar 76 'Dat kun je wel zien dat is hij'. Een jaartje ouder, maar je merkt er niets van. Dat springt en danst. Als altijd groots, in alles, alle liedjes, sketches, zoveel positiviteit, poëzie, samengebald in anderhalf uur – we moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.** Als in een cocon gevangen, zo zaten we daar, in een tijdreis van de jaren zestig tot nu. En die stem... van 'Anne' tot 'Suzanne' en van 'Onder aan de dijk' tot 'Liefde van later' en 'Moenie weggaan nie', niet te evenaren.

En die stem...



* Uit: 'Hilversum 3' van Herman van Veen.
** Uit: 'Opzij, opzij, opzij' van Herman van Veen.

vrijdag 30 juli 2021

Het Roze Huisje (3)

De ochtendzon die over de straat strijkt, zet de huizen in een getemperd licht. 

De steigers zijn weggehaald. Nu zou je denken dat dit huisje wel klaar was. Maar onder aan de gevel moet nog een spatrand worden aangebracht, een 'boerenslimheid', lees ik onder deze link. Dan zal het toch wel af zijn. Maar wat zien we daar?

Aan de middelste trede aan de rechterkant? Als de schilders die maar niet vergeten zijn...

In het namiddaglicht, met de zon erop, verbleekt dat steenrood toch wel enigszins. De zon maakt alles en iedereen blij en zorgeloos.