zondag 30 januari 2022

'Winter in Amsterdam' door Niek van der Plas

Niek van der Plas, Winter in Amsterdam. Olieverf op doek, 38 x 46 cm.

Een winterse dag in Amsterdam. Koud maar droog. Goed weer om nog even naar buiten te gaan. De Nieuwe Amstelbrug is vol wandelaars. Al hangt er nog wel sneeuw in de lucht. De sneeuw die er ligt is al van weer wat langer geleden. Dat zie je aan de daken, waar ze aan het zakken is. Er is niks bij gekomen. Het vriest, of is om het vriespunt. De schepen liggen vast in het ijs. Maar er zijn geen schaatsers. Dat komt door de sneeuw die op het ijs ligt. Maar wat een spiegel is dat ijs.
De Amstel is een brede rivier. Achter de brug aan de rechterkant zien we de Ceintuurbaan de Amsteldijk op buigen, vol verkeer, het andere deel gaat de brug over. De huizen langs de kade ademen een Italiaanse sfeer, smal en hoog. De kleuren, de pannen die vanonder de sneeuw tevoorschijn komen, een enkele spat oranjerode steen aan de gevels wat verder naar achter, net boven het ijzeren middendeel van de brug, het groen dat, ook al is het koud, toch nog heel dun aan de bomen zit – wat zou Amsterdam zijn zonder groen en bomen? –, geven dit winterse tafereel van Niek van der Plas in al zijn ingetogenheid een ongekende warmte en levendigheid. Met boven alles uit, maar dan zijn we al wat verder op de Amstel, de toren van het oude Stadsarchief, waarin tegenwoordig het vijfsterren Pestana Amsterdam Riverside-hotel gevestigd is.

zaterdag 22 januari 2022

My way to English

Engels hadden we op het Pieter Groen College van de leraren Passchier en Segaar. De laatste was meegekomen van de Christelijke Opleidingsschool, in hetzelfde jaar dat wij als (deel van de) klas overgingen van de lagere school naar de middelbare school.* Segaar was een keurige man, een op-en-top 'Engelsman', zou je zeggen. Als je van hem les had, had je geluk. Met Passchier was dat anders. Van hem had ik les. Maar wij lagen elkaar niet zo, zodat ik helaas niet veel Engels van hem heb opgestoken. Je kunt wel zeggen dat ik ronduit een hekel aan het Engels kreeg en alles wat daarbij hoorde. Ik durfde pas naar Engeland te reizen toen ik al tegen de veertig liep. Die hekel aan het Engels heeft me weliswaar behoed voor de vele walgelijke soaps die in de jaren tachtig en negentig op de televisie hun intrede deden – die hoefde ik niet te zien! – maar heeft me ook veel vertraging bezorgd in mijn latere studie. Let wel: dit is iets anders dan wat er tegenwoordig van studenten wordt verlangd, om hun opleiding aan Nederlandse universiteiten en hogescholen in het Engels te moeten ondergaan. Daar ben ik, zoals de teneur van de laatste zin al doet vermoeden, fel op tegen.

Klik op het plaatje om de tekst te kunnen lezen.

Maar goed, Your way to English, dat was ons lesboek. En toen het niet meer hoefde op de middelbare school, dat Engels, deed ik het gauw van de hand. Weg ermee! Toch miste ik het later in m'n boekenkast, en dat bleef zeuren. Dat kwam door één hoofdstuk, dat over de Scilly-eilanden ging. Als ik daar in mijn latere leven toch eens naartoe kon.

Beide zaken zijn inmiddels vervuld. Op een rommelmarkt kwam ik het boek weer tegen en op de Scilly's ben ik ondertussen ook geweest, in 2008, met Wilma, zoals in het boek op pagina 44 staat: '... after a two and a half hours' voyage by steamer from Penzance...'. We zien dat mevrouw De Vries op diezelfde pagina behoorlijk is toegetakeld. Dat was al zo toen ik het boek kocht. Wie daar verantwoordelijk voor is, weet ik niet. Misschien een leerling die helemaal nooit oplette. Of het allemaal al snapte en dus veel tijd overhad. Ik ben wel blij dat hij of zij ervoor gezorgd heeft dat het op de rommelmarkt terechtkwam.

* Het Pieter Groen College was de naam die mijn middelbare school kreeg toen ik er een paar jaar op zat, daarvoor heette ze Christelijke Scholengemeenschap voor Atheneum en Havo. Ze was een dependance van het Visser 't Hooft Lyceum in Leiden. Nu heet de school kortweg Pieter Groen. De Christelijke Opleidingsschool was mijn lagere school. Een school met een naam als een klok, alsof het al de middelbare school was. Uit de degelijkheid en het huiswerk dat je meekreeg, kon je dat gemakkelijk afleiden. Een school die zijn naam eer aandeed.

zondag 16 januari 2022

Nol in 't Bosch

Dit weekend logeerden we in Nol in 't Bosch in Wageningen. Zo'n ouderwets hotel. Een beetje gedateerd, maar dat heeft juist zijn charme. Met een kamer aan de tuinzijde. Tuin? Een heel bos, waar je in keek. Met schuin omhoog een smalle weg richting Renkum, de Geertjesweg. Als het donker werd en je zag twee koplampen tussen de bomen door dichterbij komen, moest je aan het boek Oorlogswinter denken, van Jan Terlouw. Zo'n omgeving. 

In 1952 had prinses Beatrix er nog gelogeerd, toen zij meedeed aan paardrijwedstrijden. In de hal naast de receptie hangt een fotocollage ter herinnering en achter het hotel bevindt zich nog altijd de manege. Er zijn ook tennisbanen en vroeger was er een speeltuin. Het hotel is al generatieslang in handen van de familie Beijer.* Ik denk ondertussen de zesde generatie. In de gangen kwamen we de vierde generatie tegen, een oude dame, achter de rollator. Zij had hier Armgard nog meegemaakt, en Wilhelmina. En Claus. Telkens als we naar onze kamer liepen, kwamen we door een gang waar het naar rook rook, terwijl er toch nergens in het hotel gerookt mocht worden. Zou dat de oude sigarenlucht van prins Hendrik nog zijn?

De tuinzijde.

* In 1836 vestigde zich hier boswachter Arnoldus (Nol) Gerritsen. Hij begon een bescheiden herberg, een uitspanning waar koetsiers met hun gasten konden uitrusten. In 1877 nam zijn schoonzoon, Adrianus Beijer, de zaak over. De familie Beijer is nog steeds eigenares van het hotel.

zaterdag 8 januari 2022

Penelope Lively: Leven in de tuin

Leven in de tuin van Penelope Lively levert weer heel wat aantekeningen op voor m'n aantekenboekje, allerlei om na te gaan, verder te lezen of om bij aan te sluiten, het opmerkelijke te onthouden... opdat wij niet vergeten.

Penelope Lively, alleen de naam al, schreef met Leven in de tuin een boek zo gevarieerd als de tuin zelf, een genot om te lezen, iedere dag een stukje, twee bladzijden, misschien drie, zoveel als een stukje spitten, een beetje snoeien, een bloem zien opkomen in al zijn pracht, maar wel, zo Engels als het maar zijn kan, en waarom niet, Groot-Brittannië en tuinen, het zijn bijna synoniemen van elkaar.

maandag 3 januari 2022

Bougainvillea

Bougainvillea op het eiland Farol, 7 november 2021.

Bougainvillea. Mooi woord. Ik las het voor het eerst in Braziliaanse brieven van August Willemsen. Ik moest het opzoeken, bougainvillea. Dit jaar komt er van het boek een herdruk, dan ga ik het weer lezen. Bougainvillea, uitbundig woord, voor een uitbundige bloemenpracht. In november bloeit de bougainvillea nog volop, in Brazilë en ook in de Algarve, waar deze foto is genomen.

Bougainvillea, Brazilaanse brieven, allemaal letters b, de b ook van bureaucratie, door de Braziliaanse autoriteiten in het boek, de b van een boot die niet aan land mag, een boot vol passagiers, op de Amazone. Want er gaan geruchten dat er ziektes aan boord zijn. Zo'n boot, die maar blijft dobberen, midden op de rivier, en het drinkwater dat opraakt, het wachten. Later maakt een vriend van me precies zo'n zelfde verhaal mee, op zo'n zelfde boot, als hij een indianentaal wil onderzoeken, in het oerwoud, waardoor de rivier stroomt, een indianentaal waarvan toen nog 25 sprekers leefden, het Kwaza. Toen. In een oerwoud dat met houtkap bedreigd wordt. Dezelfde Braziliaanse bureaucratie. Dezelfde bureaucratie van niet aan land mogen, want de geruchten gaan, er zouden ziektes heersen, aan boord.

Bougainvillea, wat zo'n woord allemaal oproept.