donderdag 25 februari 2021

Vliegeren op zee


Zaterdag was ik in Rockanje. Met Korrie liep ik over het strand. Wat een vliegers in de verte en wat waren er veel ver op zee. Die werden dan zeker achter een bootje aan getrokken? Er vloog een vliegtuig over. Later kwam het nog eens over. Het was niet hetzelfde vliegtuig als we tussendoor hadden gezien. Dat was een modelvliegtuig. Hier zaten mensen in. Maar wat ging-ie laag. We vroegen het een kitesurfer, die onder z'n surfplank een vin aan het monteren was met daaraan vast iets wat de vorm had van een modelvliegtuig. We vroegen waar het voor was. Dan kon je boven het water met je surfplank. Hij vertelde dat het vliegtuig met de mensen erin van de reddingsbrigade was, om te kijken of er niet iemand aan het verdrinken was. We zagen nu ook een reddingsboot van de K.N.R.M.* Dat stond in grote letters op de zijkant. Hij voer langzaam heen en weer tussen de kitesurfers. Opeens hadden we het door, al die vliegers die we zo ver op zee hadden gezien. Het waren er wel zeventig. We zagen nu ook van die kitesurfers met een modelvliegtuig onder hun surfplank, want die kwamen boven het water uit. Een gek gezicht. Ze gingen veel sneller dan de rest. Ik heb het even opgezocht, het heet hydrofoilen. En zo'n ding heet een hydrofoil. Daarmee kun je ook met weinig wind kitesurfen. Dat is het idee.


* Voluit: Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij. Drie letters hadden voldoende geweest, want de laatste twee woorden schrijf je in het Nederlands al heel lang als een samenstelling, met of zonder tussen-s: redding(s)maatschappij.

zaterdag 20 februari 2021

Het veldje in de duinen


Dit is het veldje in de duinen waar we altijd zaten. Op de plaid. Met koffie of thee voor m'n ouders in de thermoskan, limonade voor ons, de kinderen. Of Sisi, maar die flessen konden ontploffen. Dus ik denk toch limonade. En froufrous. Toffees van Verkade. Topdrop. En pelpinda's. Altijd pelpinda's, van de groenteboer. M'n tante en oom en de kinderen gingen ook wel eens mee. Zij hadden dan ook een plaid en ook allerlei lekkers. Dit is het veldje in de duinen waar we jokari speelden – wij noemden dat 'ballenklappen' – met een balletje aan een elastiek van een meter of vier, dat vastzat aan een blok hout met een gat om het balletje in op te bergen.* Als je tegen elkaar speelde omspande je met de bats – de 'ballenklappers' – dus zo'n meter of acht. Ook scheerden we met een frisbee. Die kwam soms buiten het veldje terecht. In een ander veldje. Dan moest je het pad over of de rails die daar lag van het treintje dat er reed. Soms hadden we ook een bal en een vlieger of gingen we badmintonnen. De veldjes lagen lekker beschut tegen de wind. We hadden ook een keer een spel mee met een houten hamer waarmee je een bal door poortjes moest slaan. Het heet met een deftig woord croquet. Maar het gras van het veldje was daar te hobbelig voor. De bal ging alle kanten op. Croquet komt van het Franse woord crochet, al associeerde je de vorm van de hamerkop gemakkelijk met een kroket. Een keer speelden we ook een spel dat lijkt op het Baskische pelote, waarbij je een bal moest vangen in een halfrond vangding. Het vangding was zwart en de bal was wit met gaten erin. Tegenwoordig bestaat het spel ook in een wat kleurrijker uitvoering. Dit is het veldje in de duinen, net voorbij het draaihek. We zaten daar altijd een beetje in de hoek, in de zon en uit de wind, op de plek waar ze nu die doornige struiken hebben neergeplant. Waarom?

* Preciezer beschreven stak er uit het blok recht omhoog een metalen veer van een centimeter of 15. Daaraan zat het elastiek. Als het balletje in het gat was opgeborgen werd de veer daaroverheen gebogen met het uiteinde in een gat. Het elastiek werd om het blok gewikkeld. Zo bleef alles op z'n plek.

woensdag 10 februari 2021

Sokken van Lappen

Deze sokken kreeg ik zondag van Wilma. Ze zijn gemaakt door Lappen, bij wie ze in 2015 op bezoek was. Tegenwoordig noem je die mensen Samen of Sami. Ze leven altijd in de sneeuw. Je moet er niet aan denken. Dezelfde sokken als m'n oma breide. Ik ben er heel blij mee, want ze zijn lekker warm en zitten helemaal goed.

woensdag 3 februari 2021

Akenfield. Portret van een Engels dorp

Het is wel even doorbijten, ik heb er denk ik wel twee, drie jaar over gedaan, met tussenpozen, iedere dag een kapitteltje. Maar ik heb ervan genoten, de verhalen van de smid, de dorpsdokter, de medewerker van een fruitkweker, de paardenman, de gepensioneerd wijkverpleegkundige, de boerin en voorzitter van de Vereniging voor Plattelandsvrouwen, de dichter, want die heb je ook in een dorp, het hoofd van de parochiale geestelijkheid (anglicaans), de klokkenluider en torenwachter, de schaapherder, de smidsjongen, de ploeger, de onderwijzeres, de magistraat en voorzitter van de rechtbank, de tuinman, de wagenmaker. Alle mensen uit het dorp komen aan het woord, systematisch, stuk voor stuk leggen ze hun getuigenis af, over hoe het leven is, in het dorp, op de grens van, de overgang naar de nieuwe tijd. Een waar tijdsdocument. En ik kan het iedereen aanraden het te lezen. Langzaam, iedere dag een kapitteltje, zoals ik al zei, om het tot je door te laten dringen, in wat voor tijd wij leven.

De flaptekst: In Akenfield vertelt Ronald Blythe het verhaal van een klein dorp in het zuidoosten van Engeland. Het hele dorp komt aan het woord: gedurende de winter van 1966-'67 interviewde Blythe de smid, de leraar, de agent, de rechter, de fruitplukkers en priesters over religie, landbouw, onderwijs, welzijn, het leven en de dood. Het levert niet alleen een ontroerend en volledig portret van het dorp op, maar ook van een periode niet eens zo heel lang geleden, en toch bijna onvoorstelbaar in onze digitale wereld.